De kansendans: woede over armoede
De kansendans, in 2024 heruitgegeven door Otheo, is een boek van Rebecca Van Den Steen, Lieven De Pril en Caro Bridts. Twee van de auteurs zijn ervaringsdeskundigen in het leven in armoede. Lieven De Pril is werkzaam als professional en vrijwilliger bij een armoedeorganisatie.
In De kansendans stellen ze een aantal stereotypen en misvattingen over leven in armoede aan de orde. Hun ervaring is dat er over leven in armoede veel verkeerde beelden en opvattingen bestaan. Veel beleidsverantwoordelijken of hulpverleners die bij armoedezorg en armoedebestrijding betrokken zijn, begrijpen niet wat leven in armoede is en wat armoede met mensen doet. Daardoor is de hulpverlening, of ze nu individueel is of structureel, weinig effectief. Ze helpt niet echt. Verwonderlijk is dat niet. De auteurs laten zien, door hun levens te contrasteren, hoe weinig de hulpverleners en a fortiori de beleidsmensen, met de cliënten gemeenschappelijk hebben. Ze komen letterlijk uit een andere wereld. Lieven heeft ervaren dat goede wil niet volstaat om dat probleem op te lossen. Dat zorgverleners opgeleid worden om te denken dat ze het weten - ze zijn er immers voor naar school geweest - helpt de zaak niet echt vooruit. Luisteren naar wat de betrokkenen zelf, in casu mensen die in armoede leven, te zeggen hebben, is geboden. Dat veronderstelt dat de zorgverleners bereid zijn de positie in te nemen van “ik kan het niet weten, het is mijn wereld niet”. Die nederigheid is een voorwaarde voor goede hulpverlening.
Tegelijkertijd is er het risico dat de ervaringen van mensen in armoede, en ook van de auteurs, door henzelf en door anderen gegeneraliseerd worden. Generaliseren hoort immers bij de wetenschappelijke attitude. Wetenschappers zijn niet geïnteresseerd in het particuliere geval. Ondanks (de erkenning van) alle diversiteit is de wetenschap geïnteresseerd in wat gemeenschappelijk is. En, terwijl het professionele discours de uniciteit van iedere mens telkens weer vooropstelt, hanteert het toch voortdurend de algemene zienswijze. Het gaat over de mensen, de armen, de hulpverleners, de organisaties die armoede bestrijden, enz. Ook in dit boek zijn daar meer dan sporen van te zien. Het vraagt van professionals veel aandachtigheid om niet in die valkuil te trappen. Misschien (en soms waarschijnlijk) is wat “over het algemeen” het geval is, in deze situatie, met deze personen, ook zo, maar je weet j-het nooit. Daarom is exploratie in ieder particulier geval altijd nodig. “Afstemmen” heet het in het presentiejargon. Afstemmen, op grond van luisteren en observeren.
Zoals ik er tot nu toe over gesproken heb, sluit het boek nauw aan bij de presentiebeoefening, hoewel er niet naar verwezen wordt. Wellicht kan het beschouwd worden als een aanwijzing dat de presentiebeoefening de presentietheorie voorafgaat; de presentietheorie is immers een op begrip brengen en doordenken van wat goede hulp- en zorgverleners doen. De leefwereld leren kennen van mensen die in armoede leven is zeker een opdracht voor ieder die op presente wijze met deze mensen wil omgaan, of het nu cliënten zijn in de hulpverlening aan mensen in armoede, of cliënten in de “reguliere” zorg zoals gezondheidszorg, pastoraal of onderwijs, of zelfs om mensen die men in het vrijwilligerswerk ontmoet, of om buren. We hebben allemaal fantasieën, sympathieke, of minder sympathieke, over hoe het moet zijn om in armoede te leven, maar ze kloppen zo vaak niet. Goed bedoelde communicatie of acties kunnen daardoor hun doel missen of heel verkeerd uitpakken.
Met Baart delen de auteurs ook hun verbolgenheid over het uitblijven van adequate structurele maatregelen, die de armoede echt bestrijden. Een armoedebestrijdingsbeleid dat de armoede daadwerkelijk en aanzienlijk doet verminderen, is er in Vlaanderen nog steeds onvoldoende. En wie in armoede leeft, kan vaak niet rekenen op aangepaste hulp en zorg, die goed op de situatie is afgestemd. Met hun boek, dat ook een theaterversie kende, willen de auteurs daar een aanklacht tegen inbrengen en hopen ze op verandering. Luisteren naar mensen die in armoede leven, is het eerste wat moet gebeuren.
Het boek zou verplichte lectuur kunnen zijn voor iedereen die met mensen die in armoede leven te maken krijgt en er geen kaas heeft van gegeten. Het boek lezen zal, voor wie er zich voor openstelt, zeker bijdragen tot het vergroten van het inlevingsvermogen en daardoor ook tot meer begrip. Het missen van afspraken, zich niet houden aan voorgeschreven diëten of andere gezondheidsregels, uitwegen zoeken voor wat men verwacht wordt te doen maar niet kan opbrengen of realiseren, het zal dan eerder vragend (hoe komt het, wat is er aan de hand?) dan stereotiep veroordelend (ik had het wel gedacht) benaderd (kunnen) worden. Het boek kan goed bedoelende zorg- en hulpverleners helpen de zgn. empathie te overstijgen van “als ik het zelf zou zijn”. Want, zo een redenering helpt immers niet als de wereld waaruit men komt zo anders is. Het boek helpt om te denken: hoe voelt het voor deze man/vrouw/kind? Wat betekent het voor dit gezin? Welke bronnen hebben ze om met de situatie om te gaan en welke missen ze? Als studenten of hulpverleners door het boek aangespoord worden om in de situaties waarin armoede in het spel is, exploratief te werk te gaan, is er heel veel bereikt. De kans dat de mensen in armoede presente zorg krijgen, vergroot dan aanzienlijk.
Mieke Grypdonck